Partners zenden voortdurend boodschappen uit over hoe ze de relatie met elkaar zien, maar erg duidelijk is dit meestal niet. Al is die relatiemist zelden weg, het meest verwarrend is ze helemaal in het begin. Nergens is de nood om te weten wat de ander voor je voelt zo groot, als wanneer je verliefd bent. We ‘lezen’ dan als geobsedeerd de relatieboodschappen van de ander, maar verkeren voortdurend in twijfel over de interpretatie ervan. Daarbij is het niet zozeer wat de ander zegt, dat ons interesseert, want inhoudelijk zal hij ons waarschijnlijk niet rechtstreeks meedelen wat ie in ons ziet (de ander zegt zelden zoiets als: “Ik heb ‘zoveel’ belangstelling voor je” , of “Ik wil zo’n intieme relatie met je”, daarbij met gespreide handen de maatafstand duidend).
Maar om te weten te komen wat de ander nu precies voor ons voelt, zullen we ons wel fixeren op de manier waarop de ander zegt wat ie zegt, zijn lichaamstaal en vooral zijn gedrag: wat ie doet, of net niet doet.
Omdat nergens die uitwisseling van relatieboodschappen zo intens is als bij verliefden, bieden zij ons een rijk palet aan (subtiele) relatieboodschappen en de interpretatiemoeilijkheden die ze meebrengen. Laat ons daarom eens een verliefd koppeltje een namiddag volgen (dank zij Alain de Bottons Proeven van liefde): ze hebben elkaar een week geleden op het vliegtuig ontmoet en zijn nu voor het eerst met mekaar afgesproken. Op initiatief van de vrouw, Chloé, zouden ze samen in Londen de National Gallery bezoeken. Vanaf het moment dat ze hem het voorstel deed, gaat hij als een geobsedeerde (wat dat ben je nu eenmaal als je verliefd bent) op zoek naar de relatieboodschappen achter haar voorstel. En wij met hem:
“Wat dacht Chloé terwijl we van haar kantoor in Bedford Street naat Trafalgar Square liepen? De tekenen waren tandentergend meerduidig. Aan de ene kant had Chloé zo maar een middag vrij genomen om naar een museum te gaan met een man die ze een week daarvoor slechts vluchtig in een vliegtuig had leren kennen. Maar aan de andere kant wees niets in haar gedrag erop dat dit meer was dan een gelegenheid voor een intelligent gesprek over kunst en architectuur. Misschien was het allemaal gewoon vriendschap, een moederlike, seksloze band die een vrouwelijk persoon met een mannelijk persoon voelde. Zwevend tussen onschuld en complot was elk gebaar van Chloé doortrokken geraakt van gek makende betekenis. Wist ze dat ik haar begeerde ? Begeerde ze mij? Bespeurde ik aan het eind van haar zinnen en de hoeken van haar glimlach inderdaad een vleugje geflirt, of was dat louter mijn eigen verlangen op het gezicht van de onschuld geprojecteerd?”
Onze hoofdpersoon leeft in een wereld van talloze, vermoeiende vragen (vermoeiend, want eigenlijk zijn ze allemaal terug te brengen tot die ene: hou jij van mij zoals ik van jou hou
?) en zoekt nu de antwoorden in haar gedrag. Intussen zijn ze aangekomen in het museum en ontlokt de (terloopse?) aanraking van haar hand een nieuw vuurwerk van betekenissen.
“ Op een zeker moment, in de tweede, drukkere Italiaanse zaal, stonden we zo dicht bij elkaar dat mijn hand tegen de hare aankwam. Ze trok niet terug, en ik ook niet, zodat een ogenblik lang (onze ogen verankerd in het doek tegenover ons) het gevoel van Chloés huid door mijn lichaam vloeide en ik smolt met een gevoel van heimelijk genot, van voyeuristische want zonder toestemming verkregen opwinding, met de blik van de ander elders gericht- al ging het misschien niet helemaal aan haar voorbij. //
Het gebaar kon min of meer alles betekenen, het was een lege haak waaraan men bijna elke bedoeling die men wilde kon ophangen, van verlangen tot onschuld.//
Zodra men naar tekenen van wederzijdse aantrekking gaat zoeken, kan alles wat de geliefde zegt of doet praktisch alles betekenen. En hoe meer ik naar tekenen zocht, des te meer er waren om te interpreteren. Iedere beweging van Chloés lichaam leek een potentieel bewijs van verlangen te herbergen – de manier waarop ze haar rok recht trok, of kuchte, of me de catalogus gaf om haar hoofd op haar hand te kunnen laten rusten. En als ik goed lette op wat ze zei, bleek ook dat een mijnenveld van aanwijzingen te zijn – was het niet terecht dat ik iets flirterigs meende te horen toen ze zei dat ze moe was of voorstelde om een bankje te gaan zoeken?”
Na de lichaamstaal en het gedrag, blijkt ook wat gezegd wordt relatieboodschappen in te houden (bijvoorbeeld: “Zie mij als iemand die gek op je is”, of “Ik zie wel dat je wel wat met me wilt, maar ik wil gewoon vriendschap, geen affaire”).
Maar het is niet zozeer de inhoud dan wel de manier waarop (de ‘flirterige toon’) èn het feit zelf dat gezegd wordt wat gezegd wordt, waarmee we onze relatievisie uitdrukken. Hiermee bedoel ik dat, met alles wat we zeggen (inhoudsboodschap), we ook zeggen (relatieboodschap): ‘Ik zie deze relatie zo dat dit binnen deze relatie kan gezegd worden’. Je praat nu eenmaal niet met iedereen over dezelfde onderwerpen: met de ene raak je intiemere onderwerpen aan dat met de ander. Als je dan, in ons voorbeeld, met iemand die je pas voor de tweede keer ontmoet, gaat praten over relaties, over liefde, dan is dat, los van de inhoud, ook een belangrijke relatieboodschap: ‘ik zie jou als iemand met wie ik deze intieme gedachten wil delen’. En tegelijkertijd gooi je visjes uit (wat denkt de ander hierover?) en hoop je dat het onderwerp kan doorgetrokken worden naar wat er in de realiteit tussen jullie beiden aan het gebeuren is (van ‘liefde in het algemeen’ naar ‘liefde tussen ons’). Helaas is het effect van zo’n indirecte relatieboodschappen vaak nihil, ze stranden immers steeds opnieuw op de mistbanken van verwarring en onduidelijkheid. Zoals gezegd drukken mensen zich nu eenmaal zelden rechtstreeks uit over hoe ze de relatie met elkaar zien, ook al praten ze over … de liefde tussen twee mensen.
En dat ervaart ook onze protagonist, terwijl hij met zijn Chloé in de cafetaria van het museum zit :
“ We begonnen over kunst te praten, en daarna gingen we over op kunstenaars, en na kunstenaars haalden we nog een kopje thee en een cake, gingen toen over op schoonheid, en van schoonheid gingen we over op liefde, en bij liefde stopten we.
‘Ik begrijp je niet’, zei Chloé. Geloof je nou wel of niet dat er zo iets als echte, blijvende liefde bestaat?’
‘Ik bedoel gewoon dat het heel subjectief is, dat het onzin is om te denken dat er zo iets objectief verifieerbaars als ‘echte liefde’ bestaat. Het is lastig om onderscheid te maken tussen begeerte en liefde, verliefdheid en liefde of wat dan ook, omdat het allemaal afhangt van waar je staat.’
‘Dat is zo.(stilte) Vind je dit trouwens geen vieze cake. Die hadden we nooit moeten nemen.’
‘Het was jouw idee.’
‘Ik weet het.’//
Met alles wat ze zei kon ze meer bedoelen, dus klemde ik me aan de onderkant van haar woorden vast, in de vaste overtuiging dat de betekenis eerder daar dan op de voor de hand liggende plek lag, interpreterend in plaats van luisterend. We hadden het over liefde, maar wat betekende dit gesprek voor óns? Wie waren ‘de meeste mensen’ over wie ze het had? Wat zei dit gepraat over liefde, over de relatie tussen de twee sprekers? Opnieuw, geen aanwijzingen. Het taalgebruik verwees angstvallig niet naar de spreker zelf. We spraken in algemene termen over liefde, voorbijgaand aan het feit dat niet de aard der liefde op zich ter tafel lag, maar de brandende vraag wie wij voor elkaar waren (en zouden zijn).”
Zeker in het begin van een (mogelijks ontluikende relatie) is er veel verwarring en spanning: je weet niet hoe dicht je kan komen en hoe dicht of ver de ander je wil. In mijn boek ‘Prettig gestoord’ beschrijf ik drie instrumenten die dan ook, mochten ze echt bestaan, van onschatbare waarde zouden zijn binnen nieuwe en minder nieuwe intieme relaties: de relatielat (waarmee je van in het begin kan duidelijk maken welk type relatie je met iemand wil), de intimiteitsmeter (een soort thermometer waarmee je voor jezelf kan aflezen hoe sterk of zwak je verlangen nu eigenlijk is, vooral nuttig als je het zelf allemaal niet meer zo goed weet) en een afstandsregelaar (om, eenmaal de relatie vorm heeft gekregen, te reguleren hoe ver of hoe nabij je de ander wil hebben).
Wordt vervolgd.